Co-creatie

Achtergrond: Co-creatie in Rotterdam

Met de verkiezingen van de gemeenteraad en de gebiedscommissies van maart 2014 is een belangrijke wijziging gekomen in de bestuurlijke structuur van Rotterdam. De veertien deelgemeenten, met een eigen dagelijks bestuur en een deelraad hebben plaatsgemaakt voor veertien gebieden met een gebiedscommissie met negen tot vijftien apolitieke commissieleden. Met de komst van de gebiedscommissies zijn enerzijds bevoegdheden centraal bij de stad belegd. Anderzijds wordt er een groot beroep gedaan op de ‘participatiekracht’ van de burger; iedereen wordt aangespoord actief mee te denken over wat goed is voor de eigen wijk of buurt.

Naast deze lokale, Rotterdamse bestuurlijke ontwikkelingen vindt momenteel een omslag plaats van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving inclusief de daarbij behorende decentralisatie van belangrijke beleidsterreinen per 1 januari 2015. Dit heeft tot gevolg dat gemeenten meer macht hebben gekregen. Zij zijn immers verantwoordelijk geworden voor een groot deel van het sociale domein en hebben nu zaken onder hun hoede als jeugdwerkeloosheid, arbeidsparticipatie, de zorg voor ouderen en passend onderwijs. Een enorme decentralisatie van beleid dat decennia lang nationaal werd geregeld. Het gevolg is dat de invloed van de gemeente op het dagelijks leven van de burger toeneemt.

In de zogenoemde participatiesamenleving moet de burger zijn beste beentje voorzetten. Er wordt veel meer eigen verantwoordelijkheid van burgers verlangd. Dit alles gaat gepaard met een zoektocht naar een andere rolverdeling tussen (semi) overheid, burgers en zorg- en welzijnsinstellingen.

Co-creatie & de Brede Raad

De gemeente Rotterdam heeft in deze zoektocht een grote voorkeur voor wat zij co-creatie noemt. Co-creatie vormt daarom ook de hoofdinzet van de Brede Raad. De Brede Raad wordt gevormd door personen, met kennis, kunde en ervaring, in alle delen van de Rotterdamse samenleving. Het is de bedoeling dat de vele doelgroepen van beleid in het sociale domein zo ‘breed’ mogelijk zijn vertegenwoordigd.

De opdracht van de Brede Raad is om mee te denken bij beleidsontwikkeling en -uitvoering op thema’s van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet en de Participatiewet. Bij de Wmo gaat het over uiteenlopende onderwerpen, variërend van het verstrekken van hulpmiddelen en huishoudelijke zorg tot het organiseren van dagbesteding. Het hele gebied van de Jeugdzorg loopt van Centra Jeugd en Gezin tot pleegzorg. En bij de Participatiewet gaat het vooral om thema’s rond arbeid voor mensen met een beperking.

Co-creatie is een vorm van samenwerking waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces, zoals een plan, advies of product. Kenmerken van co-creatie zijn dialoog, common ground, enthousiasme, daadkracht en focus op resultaat. Voorwaarden voor succesvolle co-creatie zijn gelijkwaardigheid van de deelnemers, wederkerigheid, openheid en vertrouwen.

Aan deze voorwaarden wordt het best voldaan in een gestructureerd maar creatief proces onder begeleiding van een procescoach/begeleider. Integriteit van deelnemers is vereist. Co-creatie wordt geacht goed bruikbaar te zijn voor het oplossen van complexe vraagstukken en het realiseren van veranderingen.

Trainingen op het gebied van co-creatie

Maar hoe zorg je voor common ground in een Brede Raad die zo divers van samenstelling is? Hoe creëer je wederkerigheid, openheid en vertrouwen? En welke basiskennis en -vaardigheden zijn er nodig om gezamenlijk tot resultaten te komen? Deze vragen vormen het uitgangpunt van twee nauw met elkaar samenhangende trainingen die LOKAAL in de aanbiedt voor ieder die een succes wil maken van co-creatie en onder één noemer wordt aangeboden: Wat hebben we nodig om succesvol te kunnen co-creëren?

Beide trainingen zijn dialogisch van aard zijn, dat wil zeggen dat de trainingen plaatsvinden op basis van een inventarisatie van de afzonderlijke kennisvragen van klanten en dat er binnen de training veel ruimte is voor interactie. In overleg kan vastgesteld worden of de onderdelen van de trainingen op een dag of op verschillende avonden zullen plaatsvinden.

Training 1: Wat ons bindt

Deze training bestaat uit vier bijeenkomsten van circa 2,5 uur en bestaat uit de volgende onderdelen en is bedoeld om de leefwereld van burgers en de systeemwereld van bestuurders op elkaar te laten aansluiten zodat beide van elkaar kunnen leren.

  1. Inzicht verschaffen in de verhouding tussen de gemeente enerzijds en burgers van de stad anderzijds; tussen het politieke en het publieke domein.
    Centrale vraag is: Hoe krijgen we een balans tussen het publieke en het politieke domein?
  1. Het ontwikkelen van dialogische vaardigheden.
    Dialogische vaardigheden en competenties zijn voor het proces van co-creatie  van groot belang. Met een grote groep mensen overeenstemming vinden over de inhoud of om uitwegen te zoeken uit dilemma’s zijn dialogische vaardigheden onontbeerlijk, zowel intern. Juist in een heterogeen samengesteld gezelschap is het een grote uitdaging is om het gesprek zo te organiseren dat verschillende ervaringen zodanig kunnen worden uitgewisseld en gedeeld dat deze input kunnen vormen voor beleid. Het credo hierbij is: Spreken is Zilver, gehoord worden is Goud

Training 2: Van wij-zij naar ik en jij

Deze training bestaat uit drie bijeenkomsten van circa 2,5 uur. Doel van deze training is om te leren hoe op basis van persoonlijke ervaringen en verhalen tot bruikbare adviezen te komen. Aan hun de uitdaging om professionele kennis op een effectieve, efficiënte en vooral duurzame manier te koppelen aan kracht en ervaringen van burgers In de training zal worden kennisgemaakt met een vorm van interactief onderzoek (responsieve methodologie) die past bij co-creatie.

Interactie wil zeggen dat er overleg en onderhandeling plaatsvindt. Niet alleen tussen de onderzoeker en andere belanghebbenden, maar ook tussen belanghebbenden onderling. De relatie tussen van de burgers en beleidsmakers is in die zin dialogisch te noemen dat er sprake is van wisselwerking en communicatie. De professional is daarbij niet iemand die het beter weet, omdat hij of zij de praktijk vaak niet van binnenuit kent zoals burgers. De professional zal zich daarom, zeker in het begin, eerder opstellen als leerling, als iemand die de praktijk van binnenuit kan leren en is meer facilitator van een dialogisch interactief proces.

In de training Van wij-zij naar ik en jij maken de medewerkers van het bureau van de raad kennis met responsieve methodologie als een alternatieve wetenschappelijke aanpak waarin de dialoog voorop staat (bijeenkomst 1). Veel aandacht in deze training zal zijn voor de beleidsmatige waarde en kracht van verhalen (bijeenkomst 2) en het dialogisch schrijven van een advies (bijeenkomst 3).